In je hersenen zitten allemaal verbindingen die je helpen om snel een afweging te kunnen maken. Bij pepernoten denk je automatisch aan Sinterklaas en bij muisjes automatisch aan beschuit. Het zou veel te veel tijd kosten als je over elke verbinding bewust moet nadenken. Daarom heeft je brein die verbindingen geautomatiseerd. Die verbindingen noemen we ook wel associaties.
Sommige van die verbindingen berusten op verkeerde informatie. In groep 2 zei mijn juf altijd: “Rechts is de hand waarmee je schrijft.” Ik was de enige linkshandige in de klas. Nog steeds kan ik links en rechts niet goed uit elkaar houden, die verbindingen kloppen bij mij niet helemaal. Je hebt ook verbindingen in je brein die voortkomen uit vooroordelen. Iedereen heeft zulke bevooroordeelde verbindingen, dat is normaal. Dit wordt onbewuste of impliciete bias genoemd. Het is een probleem wanneer deze onbewuste bias invloed heeft op hoe je met je andere mensen omgaat.
Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat kinderen met laagopgeleide of arme ouders vaker een te laag advies krijgen op school (zie bijvoorbeeld: 1, 2, 3, 4, 5). Leerkrachten geven onbewust jongens vaker een beurt in de klas. En jongens krijgen vaker straf dan meisjes, ook wanneer ze zich niet anders gedragen.
Het is goed om bewust te zijn van je onbewuste bias. Dit kan je helpen om alle kinderen zo eerlijk mogelijk te behandelen.
Test jezelf
Zo kan je bijvoorbeeld een test doen waarbij je leerlingen een schooladvies geeft. Aan het eind krijg je een rapportage waarin staat op welke factoren je je advies hebt gebaseerd. Je kan testen of je onbewust bevooroordeelde associaties hebt rond huidskleur en afkomst. En zulke tests bestaan ook voor allerlei andere vooroordelen.
Het hebben van onbewuste vooroordelen betekent overigens niet dat je een racist of seksist bent. Het is heel normaal dat je hersenen zo werken. Het is vooral belangrijk om er alert op te zijn dat je je leerlingen eerlijk behandeld. Door je bewust te zijn van welke automatische associaties je hebt, kun je daar beter op letten.
Film jezelf
Film eens een instructie of een kringgesprek. Analyseer vervolgens je video. Je kan daarvoor bijvoorbeeld de volgende vragen gebruiken:
- Wat voor vragen stel ik? Vooral hoge of lage orde vragen? En aan wie stel ik welke vragen?
- Wie geef ik de beurt?
- Wie geef ik een compliment over de lesinhoud?
- Wie geef ik een compliment voor positief gedrag?
- Wie spreek ik aan op negatief gedrag?
- Hoeveel jongens, hoeveel meisjes? Hoeveel kinderen met/zonder migratieachtergrond? Hoeveel sterke/zwakke leerlingen?
(In dit stuk kun je meer lezen over hoge en lage orde vragen. Hier kun je meer lezen over beurten geven en vragen stellen. Hier en hier vindt je veel voorbeelden van lage en hoge orde vragen.)
Als je merkt dat je bepaalde kinderen veel vaker de beurt geeft, of vaker aanspreekt op hun gedrag, is dit een mooie manier om je er bewust van te worden. Leerkrachten stellen vaak onbewust meer lage orde vragen aan zwakke leerlingen, terwijl die juist veel baat hebben bij hoge orde vragen. Zo krijgen zwakke kinderen minder kans om te groeien en kun je onbedoeld ongelijkheid in de klas vergroten.
Vraag het je leerlingen
Laat je leerlingen een vragenlijstje over jou invullen. Kinderen hebben vaak ideeën over hoe de leerkracht over hen en hun klasgenoten denkt. Zo blijkt uit onderzoek dat leerlingen vaak het gevoel hebben dat de leerkracht slechter gedrag van jongens verwacht, en het daarom ook ziet, terwijl het er eigenlijk niet is. In Nederland hebben kinderen met een migratieachtergrond ook veel vaker het gevoel dat zij oneerlijk behandeld worden dan kinderen zonder migratieachtergrond.
Je kan je leerlingen bijvoorbeeld vragen:
– Trek ik sommige kinderen voor? Wie?
– Ben ik tegen sommige kinderen strenger dan tegen de rest? Wie?
– Krijgen sommige kinderen vaker de beurt dan de rest? Wie?
– Krijgen sommige kinderen minder vaak de beurt dan de rest? Wie?
Het is voor kinderen veiliger als ze dit anoniem mogen doen. Je kan kinderen de ruimte geven om er opmerkingen aan toe te voegen, zodat ze eventueel zelf nog iets kunnen vertellen over dit onderwerp.
Groepjes maken
Als je de klas indeelt in groepjes, schrijf dan expliciet op hoe en waarom je ze indeelt. Gaan ze in groepjes een rekenopdracht doen en deel je ze in op niveau? Beschrijf dan waarom je voor homogene of heterogene groepjes gaat. Beschrijf vooral ook hoe je het niveau bepaald hebt. Door hiervoor het leerlingvolgsysteem te gebruiken krijg je een eerlijkere verdeling dan wanneer je dit op gevoel doet. Gedurende het jaar kan het niveau van kinderen veranderen, kijk dus niet alleen in het begin van het jaar in het lvs. Deel je de kinderen in op basis van hun gedrag? Schrijf dan eens expliciet op waarop je je baseert. Door het maken van een video en het gedrag van verschillende kinderen te analyseren kun je kijken of jouw percepties van het gedrag kloppen. Praat dat ene meisje er echt vaker doorheen dan andere leerlingen, of let je extra op haar?